1e kar.: boom in blad (= overvloedig of nog-niet), 2e kar.: water en  even-hoog (= oversteekplaats)

HEXAGRAM 64

De meester zegt: Als je twee gekruiste lijnen neemt, dan geef je daarmee aan: de paradox van het leven, van het zijn en het niet-zijn. Als je die door het hart verbindt met een rechtopgaande lijn, dat is het teken    , dan wil je van dat zijn en niet zijn in de geest eeuwigheid maken. De horizontale die door dat kruis moest lopen die is omgevormd tot een kelk omdat men dacht er te wezen, en in die kelk de eeuwigheid op te vangen en zo de geest tot een eeuwig zijn te maken. Maar dan heb je daar onder, in het onderste karakter, het water en het voedsel, het graan, en dat is voor het normale denken nog steeds het zijn. Daar is helemaal geen sprake van het niet-zijn. En daarom geeft het bovenste teken van de in hoop ontvangende kelk, die maakt het karakter tot “nog niet". . Het betekent dat de geest er nog niet aan toe is om van het niet-zijn of van de eeuwigheid het zijn te maken.

     Dit teken wordt in de kunst als eeuwigheid gebruikt. De horizontale lijn is de aardse leylijn, de verticale is de wereld-as. Dat zijn de basislijnen. En die Andreas-lijnen is het pogen van het menselijk denken . . dat wil tot begrip komen door in paradoxen te denken. De linkerhelft is omgekeerd evenredig aan de rechterhelft om zo het niets te ereëeren.

Dat niets moet er zijn om het rationele zijn - gesymboliseerd in water en graan - om dat teniet te doen. Om de weg naar de hemel geheel vrij te maken want zelfs de vloeibare chaos van de kern van de wereld, die dus in alle eeuwigheden . . zelfs die is vergankelijk.

Dat die leylijn, dat de mens daar een kelk van heeft gemaakt, dat is omdat ze denken dat de gedachten van de eeuwigheid vanuit de hemel komen. Maar de gedachten van de eeuwigheid komen uit de kruising van de leylijnen en de wereldas, gesymboliseerd in het kruis wat zovele mensen dragen om aan te geven dat ze denkenden zijn in de richting van het menselijke hemelse bereiken.

HEXAGRAM 64

4-5-99

         De meester zegt: Waar het zoete water stroomt in beken en rivieren, daar is groei. Daar is het nooit volbracht want wat sterft vormt weer voedsel voor nieuwe groei. Als het zoete water dat dus yin is uiteindelijk in de zee stroomt en tot zout water wordt, dan pas is het volbracht, want dat is yang.

         Omdat het water om het hele heelal heen is en de groei naast het zoete water toch de tijdelijkheid van het leefbare bestaan op de planeet in zich heeft, moet men het water volgen naar de zee, omdat men zelf ook 80% water in zich heeft, wat wil zeggen 80% dood waar het leven met zijn 20% een uitputtende strijd tegen levert, en des te meer oergeest men in zich heeft, des te meer men het water begrijpt, des te sterker is de zelfgenezingskracht van de 20% leven in je.

         Men moet dus met de dood leven om het leven in stand te houden. En dit is de eenvoudige wet der jungle.

         De mens is met het leven gaan leven en geeft daardoor de dood steeds meer kans als een dier in de jungle dat zich veilig voelt maar de wet is altijd attent zijn.

    Anton Heyboer, 1998-99

© LiSe Heyboer 1999-2008        HOME