|
HEXAGRAM
61 4-12-98
De meester zegt: Ieder levend wezen moet vechten tegen deze macht want hij is tegen het
spirituele leven gericht. Dat maakt hem juist tot wereld. Tot een denkwijze van
verstarringen in de loop der eeuwen opgebouwd.
De levende, de spirituele mens, wil hier boven uit maar de rationele
manier van het passeren van de wereldgeest is niet mogelijk.
Daarom dwingt de spirituele mens zich in het kleine en neemt de houding
aan en ook de geest van onderworpen te zijn aan de wereldgeest. Zijn
Mantra-houding is als de
gekruisigde en op dat moment dat hij werkelijk beseft dat de wereld niet beter
weet, doorbreekt hij de harde schil der verstarringen en komt boven de wereld te
staan.
Hij is bevrijd van zijn programmaties en toch moet hij nu voor zichzelf
een leven scheppen. Het besef van hoe
hij de wereld gepasseerd heeft, blijft dagelijks in hem en het is nu zijn taak
zijn lichaam zijn geest te laten passeren en daardoor de in het Oosten bekende
Qi-kracht te verwerven.
Deze krachten komen vrij als de linker en rechter hersenhelft in volkomen
evenwicht met elkaar zijn. De absolute balans van het Yin en het Yang geeft de
mens die hij zelf gemaakt heeft dus eigenlijk het drogbeeld van waaruit hij deze
creaties begon, maakt hem in de nieuwe omgeving het leven dat boven de
menselijke macht ligt – maakt hem daar tot een centraal positief uitzendende
krachten innerlijk. De mens ziet zijn bevrijd zijn en acht hem en maakt hem tot
het middelpunt van zijn eigen bestaan. Zo
ontstaan de blijdschap brengende en bevrijdende grote meesters in het beoefenen
van de levenskunst die berust op het leven te bevechten met de verworven
Qi-kracht die net als in de Karate zijn kracht heeft uit de snelheid waarmee de
slag op het leven word toegebracht en zo bressen te slaan voor anderen die onder
het leven gevangen zaten.
De Qi-kracht berust op het principe van de zwaartekracht dat uit hoe
hoger het toeslaat des te sneller is de oorzaak van het maken van de kracht. Een
zichzelf gecreeerde Qi-meester
heeft een snelheid van hersenfuncties
en spieren die het menselijke te boven gaat waardoor hij ook los van de wereld
boven de wereld zijn leven creeert.
De Qi-kracht is de remmende werking van de hersenen op de
aktie is weggenomen.
Door de afvloeiingen niet te leven dat zijn de geneugten, door de
discipline in de tijd van de dag te brengen, en door het eten tot het levende
essentiele te beperken. En door niet te wensen en niet te begeren en ieder
moment het volle besef te hebben van hoe het leven overwonnen is en dat alles in
volslagen nederigheid te leven als een Godsgeschenk dat het intellect
ontvankelijk maakte voor de regels van het universele leven. HEXAGRAM 61,
vervolg Het kleine
dat onder de wereld lijdt dat verkrijgt zijn kracht door het geloof, maar niet
door het geloven-in maar door het identificeren met de structuur van het geloof.
De wereld
heeft zijn bestaan door kwaad te doen en te doen lijden. In de natuur door
elkaar op te eten, in de mensheid door hem alle vormen van lijden te geven waar
hij gevoelig voor is. Het kleine
moet bewust gedood aan het kruis en de wereld had de keus tussen het kwaad te
doden, Barrabas, of de bewustmaker van de vrijheid, het kleine. In de laatste
woorden “vergeef het ze, zij weten niet beter” valt de gehele
wereldstructuur uit elkaar en het kleine neemt het lijden der gehele mensheid op
zich in plaats van zijn eigen lijden. Met deze handeling verliest de wereld de
mens te doen lijden zijn zin en valt uiteen waardoor het kleine er doorheen
stijgt en boven de wereld zijn eigen levenscreatie gaat maken. , gebaseerd op de
regels van het universele leven. De meester
is diegene die ieders lijden op zich kan nemen en dragen. Dat is de conclusie
van het universele leven en dat vult ook het bestaan van een meester. Het
uitlijden van karma’s en het uitlijden van de kracht van de wereld van nu. (door de
wereldschil heen breken) Zo gaat het
kleine de weg van Tao met in zich dat dit de waarheid is en het bevrijde leven.
En met de waarheid wordt bedoeld dat dit de enige weg is. Het is de selectie uit
de waarheden. HEXAGRAM
61, vervolg 2
Het kleine vindt zijn waardigheid pas als het niet beschermd is door een
aardse moeder. Het kleine staat volledig op zichzelf en zijn uitspraken staan
buiten de menselijkheid daardoor. Om hem te
redden uit de krankzinnigheid van het niets moet de psyche gepolariseerd blijven
functioneren en dan daalt vanuit de kosmos de geest van eeuwenlang geleefd
spiritueel vaderschap en spiritueel moederschap in hem en houdt de
krankzinnigheid van ongepolariseerd leven uit zijn geest. Zo
spreekt het kleine de vader aan in de hemel en de vrouw die hem aanbidt om de
kracht van zijn wezen, als de basis van zijn lichaam, geheiligd in
onaanraakbaarheid en daardoor de basis van de universele liefde, dus niet om
zijn klein-zijn of wat dan ook, die vrouw ziet reeds zijn doel als de mensheid
gepasseerd en eigen gecreeerd leven gemaakt hebbende waarin zij de plaats is van
de zin van het leven in aanbidding en de vader de yang concentratie van zijn
Qi-kracht het te volbrengen. De laatste woorden op aarde van het kleine zijn ook
“Het is volbracht”. En dat zet het menselijk sterven terzijde. De drang van
de voortplanting is in het onbeschermde kleine zo groot, dat het proces van
regeneratie, dat buiten de grenzen der menselijkheid ligt, hem brengt tot de
waarde die het grootste begeren oproept en zo word de vrouw gelukkig door de
uitstraling van zijn weten van de weg, Tao, die hij ging. Zo heerst er toch in
de wereld die op vernietiging gericht is de paradox van universele liefde.
Alleen hierdoor is de wereld door de mensen te leven. Het is hun
hoop en waar het echt aanslaat, het herkennen. Het zijn de grote liefden in de
wereld waarin de vrouw in intuitie Tao in de man herkent en de man in intuitie
de positie van de vrouw in Tao in ere draagt. HEXAGRAM
61 28-4-99 De
meester zegt: Het onderste karakter geeft aan “het leven”, wat dus ook het
innerlijke is dat zich in het gevoel als de ziel het meest concentreert. Nu kan
het leven alleen maar bestaan als er een bedreiging is. De rendieren kunnen
leven als er wolven om hen heen leven. Als men de rendieren wil beschermen door
de wolven te verjagen of te doden, dan sterven de rendieren uit.
De waakzaamheid, het de hele dag en nacht attent zijn en op moeten
letten, maakt de levensspanning in hen die ook de ziekten uit hen weghoudt. Zo
is het met de mens ook. De mens kan pas leven als er een bedreiging is. De mens
kan zich die bedreiging indenken, dan leeft hij een psychogeen leven. Er kan ook
werkelijke bedreiging zijn. Des te realistischer de bedreiging is, des te
grootser de mens die daar onder leeft. Zoals zeelieden, waar de zee steeds
dreigt, vissers waar de zee steeds dreigt, mijnwerkers waar de aarde zelf hun
bedreiging is met instorting of gassen.
Er bestaan in het leven momenten of perioden van vrijheid. Dat is als men
van de ene bedreiging ontdaan is en naar de volgende bedreiging op zoek is. Deze
vrijheid is tevens een gevaar omdat de bedreiging ook noodzakelijk is om het
hartritme te bepalen en men kan dus zeggen in vrijheid gaat men ten gronde.
Daarom leeft de mens op hogere leeftijd uit de momenten waar de
bedreiging zo sterk was dat hij de dood in zich droeg. Soldaten die terugkeren
uit de oorlog kunnen de vrede niet meer beleven, zodat veel Vietnam-strijders de
vrede verlieten en weer de gevaren van slangen en krokodillen
in de Everglades als hun bedreiging gingen leven.
Het bovenste karakter geeft aan dat men bewust de bedreiging leeft als
optelsom van alle vorige bedreigingen en in dit bewustzijn heeft men een op
zichzelf veroverde vrijheid, (een overwinning, het vaandel in de top gehesen),
en deze vrijheid is de waarde van de geest die het lichaam in zijn bedreiging
laat tot gezond functioneren en dan pas is men rijp tot het begrijpen van het
universum en zijn strenge regels omdat (het zich?) mensen afgezonderd van het
organisme laat ontwikkelen.
“Wat gedraagt die wijze zich dom”. Zo is het bestaan. Als hij zich
wijs gedroeg kon hij wel eens een hartaanval krijgen.
Wil men oud worden terwijl men erg veel geld verdiend heeft, dan moet men
zich schraperig en armetierig door het leven laten gaan. Dit is de onzinnige
paradox van het leven, maar een ander leven is niet mogelijk.
Men moet psychogeen niets bereikt hebben. Men mag niets bereikt hebben,
dat zijn de vervelendste mensen op aarde.
De paradox is dat je je je hele leven voor niets ingespannen hebt. Dat
hoort ook bij die wijsheid.
Men moet er rijp voor zijn om het universum te mogen betreden. Dat je dus
lichaam en geest kan scheiden. Zoals Einstein met viool over de grond slepend op
pantoffels in God gelovend zich door zijn huis bewoog en intussen het kwadraat
van de lichtsnelheid in zijn formule wist te verwerken.
Lao-Tze zei al “Wees nooit jezelf, wees altijd de ander”. |
© LiSe Heyboer 1999-2008 HOME |