1e kar.:wuiven (betekenis onzeker), bezem.
2e kar.: boom in blad (= overvloedig of nog-niet), vrouw
 

HEXAGRAM 54

De meester zegt: De vrouw die in de natuur zich gevoelsmatig verenigt met een ten hemel reikende boom maar eerder nog gezien als een man die met zijn hand naar de sterren grijpt. Zij is vol vervoering en wat zij ziet als man ondersteunt haar eigen wild-zijn als een gazelle in het woud.

     Wat in het 2e karakter als boom gezien kan worden maar nu niet meer naar de hemel reikt maar zijn kruin naar de vrouw toe buigt waardoor de functie boom die toch al twijfelachtig was een man wordt met twee handen, één waarop hij staat en één die strelend naar haar gewend is, als in een paringsdans. Een man die uit het normaal gedragspatroon laat zien wat hij kan en wat hij is en waar zijn Qi-kracht toe in staat is.

     Het meisje maakt een ontvangend gebaar en zit niet meer genietend van het eeuwige maar wandelt naar de streling toe en tot een vereniging van beiden dat de naam “gehuwd” heeft.

     De man wacht af en ziet in de voltooiing van zijn leven in de twee-een wording de eindelijke rust van zijn instincten die hem de jager maakten. De man steekt wel zijn strelende hand uit maar het is ook de grote vraag aan de vrouw hem te verlossen van zijn eeuwige rusteloosheid. De stappen van de vrouw naar de man toe zijn de man zijn bevrijding, (mits beiden hun oorsprong het 2e deel van het karakter streng blijven handhaven, zodat hun gebondenheid er een wordt gebonden in vrijheid en eeuwigheid) en de vrouw haar bescherming door de samenbundeling van haar emotionele gevoelens in één gevoelsstroom die liefde heet en deze liefde beschermt ook de man voor het te hoog reiken naar het universum waar hij buiten zijn mens-zijn zijn geest zou verliezen en in dit gevoel van geestelijke bescherming gaat de man de liefde ook ervaren en delen mat de vrouw. Hier is de vrouw en de man totaal gehuwd.

     Zo heeft de mens zich een ziel verworven.

  Anton Heyboer, 1998-99

© LiSe Heyboer 1999-2008        HOME