|
HEXAGRAM 29 1999
De meester zegt: De onmetelijke zeeën zijn de oorsprong der regens, en de
regens verschaffen het voedsel der mensen.
De ellende en de angst zijn het zoute water. Grote geesten kunnen het
destilleren tot zoet water. Niet het zoete water van de aard-oppervlakte, het
meer, dat door zijn mineralen voedend is, maar puur hemelwater, lavend voor de
geest. Wie er normale voeding uit wil halen, begrijpt het niet, het “klopt”
niet. Wie in zijn leven nooit de val in de diepte heeft
meegemaakt, weet nog niet wat leven is. Wie Qi heeft, levenskracht, doorstaat
deze tijden, ook als er geen einde in zicht is. Hij heeft het eeuwige leren
kennen. Hij ziet de onwaarheid van de gemakkelijke levens, en komt er zelfs toe
de tijd van ellende te koesteren als basis van een echt bestaan.
De soldaat, die zijn angst een gezicht geeft door een kruis te slaan,
destilleert haar tot cultuur. De angst, die het leven lam legt, zet hij om tot
voorwaarde voor het geestelijke leven.
Het water blijft alleen stromen als het steeds opnieuw diepten tegenkomt.
Een leven in voorspoed stagneert op den duur. De prikkel dit het hart steeds
weer laat kloppen, komt voort uit de doodsangst. Het is het getijde van de
oeroceaan. |