kaak en knielende figuur met hoofd van dier 

HEXAGRAM 27

       Het zijn twee mensen. De ene eet graan. Als de mens het graan eet dat duizenden jaren kiemkrachtig blijft, dan is hij als de tijger die spiedend om zich heen ziet naar steeds meer wijsheid.

       De andere eet worst. Dat lijkt zoveel op zijn eigen vlees, dat hij in de loop der tijd zichzelf heeft opgegeten. Er is alleen nog zijn kaak.

       Die mensen leven op de wereld, zij komen elkaar tegen en moeten ook nog elkaar gedag zeggen. En er wordt ook nog verwacht dat ze elkaar begrijpen. Soms trouwen er twee, je begrijpt nu dat er niet veel van de mensheid over is.

       Voor worst heeft men geen intelligentie nodig, omdat die materie zo lichaamseigen is, dat het lichaam niets te doen heeft. En wat men niet gebruikt, verliest men.

       Als men graan eet, het essentiële, dan ontwikkelt het lichaam, en daardoor de gehele mens, een intelligentie om dat om te zetten in de stoffen die zijn lichaam nodig heeft.

       Ik keur niet het ene goed en het andere af, maar de mens moet zich ervan bewust zijn dat hij een graankorrel-worst moet worden. En dat heet democratie.

       Want je wordt wat je eet. Met graan eet je het onbederfelijke, en onder goede omstandigheden bewaard, het eeuwig kiemende. Met het vlees eet je nagenoeg jezelf, dat is meer de instandhouding van het lichaam en ook dat wat het lichaam op aarde houdt, zodat de geest niet een psychose wordt. 

HEXAGRAM 27

15-jan-99

     Het hoofd en de kaak afgezonderd van elkaar en zelfs de kaak nog achter de rug van de figuur wil duidelijk zeggen dat het mens zijn en het eten niet een vanzelfsprekend geheel zijn in wat de mens aan voeding tot zich neemt. De mens in zijn etherische vorm zonder eten vereenzelvigt zich als vanzelfsprekend met het universele. Het soort voedsel of de hoedanigheid van het voedsel dat hij tot zich neemt, bepaalt zijn plaats weer tussen de mensen en ook de graad van intelligentie die hij ten opzichte van het universele kan blijven behouden.

     Er is in het eten één grote scheidslijn, dat is wel dierlijk eten of geen dierlijke stof eten. Deze scheidslijn bepaalt ook de ontoegankelijkheid van verschillende culturen ten opzicht van elkaar, en ook de ethiek die bij die culturen hoort. Vlees etend is het onmogelijk om India te begrijpen. Alles gaat uit van de stelregel “men wordt wat men eet”. Onder andere door de meester Ohsawa van Japan als stelregel van ziek zijn of gezond zijn tot een grote cultuur van het eten gebracht op basis van het yin en het yang van het voedsel.

     In een gezond mens moet dit yin en yang in een nagenoeg evenwicht in het lichaam aanwezig zijn. Yin-ziekten worden met yang voedsel genezen. Als voorbeeld de graankorrel: daar waar de schil totaal intact is, kan hij in de gunstige omstandigheden van vocht en temperatuur duizenden jaren levend blijven en de volledige kiemkracht behouden. Breekt men de schil, dan is in 17 uur de kiemkracht en het geweldige opgeborgen Qi in de korrel verdwenen.

     Dit graan werd 600 jaar voor Christus uit graszaden gekruist. Nagenoeg alles wat over onsterfelijkheid in de oude boeken staat, komt van meesters die enkel graan aten. Wat ook begrijpelijk is, omdat - het universele en de mens wiens geest door graszaad gevoed wordt liggen in onsterfelijkheid zeer dicht bij elkaar, al is in de mens altijd het sterven van de aarde een waarschuwing dat hij ten opzichte van het absolute universele klein moet blijven in het begrip van wát hij begrijpt van het universele. Deze beperking ligt wel zeer hoog in de geest.

     Het Westerse eten van vlees houdt de mens het laagste in de geest. Al naar gelang het dierlijke naar de oorsprong van dierlijkheid toe gaat, zoals schelpdieren, wordt deze zonde, het lichaam aangedaan, kleiner. Als men vlees eet, is de sterfelijkheid doorlopend aanwezig, en daarmee ook de angst en de haast van het Westen. Want men moet snel nog wat leven. En de rust van het Oosten van het leven is er altijd.

     Het duizenden jaren overleven van een graankorrel heeft dezelfde mystiek als het begrijpen van het boek Yi Jing.

     Het is waarschijnlijk wel zo, dat de weersomstandigheden in de landen bepalen hoever men kan gaan met het overgaan op het edelste voedsel. Men kan in de barre kou niet op graan overleven. De grootste wijsheid komt uit de rijstlanden. 

     Iedereen moet zelf het evenwicht vinden tussen wijsheid en overleven.

  Anton Heyboer, Sept.1998