|
HEXAGRAM 10 De
meester zegt: In de oorspronkelijke
kleine vissersboten was men op blote voeten om het volledig contact met de elementen er onder te hebben. Om één te zijn
en daardoor kreeg men ook zijn elementaire belevenissen van zijn gevoel. De vis
haalde men binnen en stroomden om de blote voeten heen en men was één met het
voedsel en verkeerde daardoor in WuJi. Er was geen menselijke handeling nodig om
aan voedsel te komen. De boot, het voedsel, de vis en de zee waren één en dit
is een paradijselijke ervaring omdat er geen medemens was waarvan men moest
krijgen of vragen om zijn vis die dan ineens koopwaar werd aan te bieden. De
primitieve visser die aan wal komt voelt dit als een vreselijke verarming van
zijn leven.
Op het moment dat hij zijn vis aanbiedt en daarvoor geld terug ontvangt,
is hij mens geworden en uit het paradijs en buiten de elementen. Hij voelt zich
benauwd en wil gauw terug naar daar waar het beweegt onder zijn voeten en daar
waar hij alleen is en daar waar de vis geen geld betekent.
In zijn elementaire gedachten die snel weer over hem komen heeft hij het
gevoel even uit het paradijs weg geweest te zijn en in de verarming geleefd te
hebben van dat iedereen van iedereen wat moet. Om niet besmet te worden buiten
het paradijs doet hij klompen aan want eigenlijk wil hij deze grond niet
aanraken. Voor wie in het paradijs woont en blote voeten gewend is zijn schoenen het
afschrikwekkende voorbeeld van hoe het buiten is. Met houten schoenen toont hij, niet een van hen te zijn. Het is het kleine
stukje boot dat hij bij zich draagt ter bescherming van zijn ziel en ter
waarschuwing niet mee te gaan in de drang naar bezit. Een primitieve visser is alleen en heeft geen vrouw. De erotiek beleeft hij
samen met de zee. Hij sterft ook met al het geld wat hij ooit voor zijn vis
kreeg op de bank en zelf arm en dom, heel dom. Want hij wil niets weten, hij wil
alleen het Goddelijke ervaren en heeft het leven daarvoor opgegeven en doet een
handeling die in het Goddelijke past. Of hij iets vangt of niet vangt, zelfs
jaren niets vangt, kan zijn geluk niet storen. Het gaat om de Goddelijke
handeling waardoor de apostelen ook allen vissers waren. Zij waren niet van deze
wereld.
Wie echt als apostel-visser de wereld gaat leven en de elementen achter zich
laat, zal de elementen zoeken in de man die de regels van het universum aan de
mens wil tonen en de blijdschap van het vrij zijn wil brengen en die meester zal
altijd aan het kruis eindigen als weer van de mensen bevrijd te worden. Iedere
primitieve visser deelt zijn lot. Het is een wereld zonder vrouwen. Het is de
man die de essentie man leeft op de aarde waar hij niet thuishoort en altijd
spreekt over zijn ware thuis en in zijn hart blijft de boot en de elementen
bestaan als werkelijk leven. De mens doodt hem niet maar verlost hem van hen,
van hunzelven.
De vrouw draagt hem onder haar hart en zo is haar leven in verwachting en
vervuld. Haar vreugde is, dat zij niet voor niets geleefd heeft. Zij droeg de
geboorte der elementen en de regels van het universum doorstroomden haar bloed.
Zij was één met wat de man eigenlijk is.
Jaren geen vis vangen verhoogt je eenheid met het Goddelijke. Want je
voltrekt als boreling je handeling tot doden maar doodt niets. En dit voert naar
WuJi. Anton Heyboer, 1998-99 |
© LiSe Heyboer 1999-2008 HOME |