|
HEXAGRAM 6 De meester zegt: In Tao staat in het begin was er het woord en uit het woord zijn de goden geboren/ontsproten. Het woord van Tao is zo sterk dat het de twee banen die van yin en yang die naast elkaar lopen en de weg Tao vormen het woord is zo sterk dat het de yin en yangbaan naar elkaar toe kan trekken tot in het Tai-Ji toe waar zij een eenheid vormen die het diepste zelf is, waar het manlijke en het vrouwelijke niet meer van elkaar gescheiden zijn. Daar ontstonden de goden in hun androgyne gedaanten, die wel het manlijke en het vrouwelijke toegewezen kregen maar nu niet meer uit aardse geboortegronden maar als een recht wat zij in de leegte van het Wu-Ji tot mythologie en religie, oerbeelden van de kosmos dat zij daar een nieuwe inpinting en nieuwe socialisatie en een nieuw rangorden scheppen maar nu niet gebaseerd op macht maar gebaseerd op wijsheid en begrip van het leven en zo het eigen wezen de zin van het bestaan geven zoals de rups in eindeloze herhaling van dezelfde handeling de cocon maakt waar het nieuw geboren wezen het ten tweede male geboren wezen, zijn nu strenge weg van Tao gaat. Zelf bestaande uit het Tai-Ji en daardoor niet meer aards van het rechte pad getrokken te worden naar het Wu-Ji, de leegte voor het eerstgeborene en de volheid van bestaan voor het ten tweede male geboren wezen dat zich uit zichzelf heeft laten ontstaan/verrijzen (of geboren worden). En de dag is gevuld met het doorlopend zien van de twee levens die het geleefd heeft en de blijdschap van de dag is dat het gegeven is het tweede leven te mogen hebben ontvangen. Hexagram 6 28-11-98 De
meester zegt: De woorden of de samenstelling van het grootse en van het
universele zijn zo zeer een opeenvolging van wetten en waarheden dat ze het best
tot hun recht komen in een driehoek gevat. Deze driehoek is niet begrijpelijk
voor de menselijke aard van het verstand daardoor wordt een aftreksel van die
woorden of een versimplificering opgevangen in een kom die als kom een
vormloosheid heeft en daar mengen de druppels vanuit de oorspronkelijke streng
in structuur staande woorden zich tot een menselijk mengsel,
en omdat ze gewend zijn om te gaan met de kom gaan ze nu ook met de
oorspronkelijke structuur om alsof het deeg was of ander voedsel wat ze gewend
waren tot zich te nemen.
Het is te vergelijken met de structuur van een graankorrel die in zijn
vorm duizenden jaren kan overleven en kiemkracht bezit maar voor mensen alleen
bevattelijk is als meel en dat is voedsel voor het lichaam. Dus oorspronkelijk
is dit teken de structuur omgezet tot voedsel van het lichaam.
Het verdelen geschiedt altijd door een vernauwing van een inhoudsvorm en
daaronder weer een verwijding, een opvang. Zoals de zandloper de tijd verdeelt
doordat hij geremd wordt in zijn doorstroming. Dat wordt door de mens bepaald
maar is oorspronkelijk een afleiding van natuurelementen zoals meer, waterval,
en daaronder weer meer. Het is een oergebeuren waarin veel kracht heerst en
waaruit ook veel kracht te putten of af te nemen valt.
Als de stilstand van het meer geweld krijgt doordat het door een opening
moet afvloeien naar een volgende grote ruimtelijkheid. Dit geweld ontstaat ook
doordat het bovenste meer hoger ligt dan het onderste meer. Dan ontstaat in de
doorgangspoort van beide het Zelf. Want alleen daar op die plek kan men beide
meren peilen.
Beide meren zijn groot, maar beide zijn niet tot het Zelf te maken.
De beek brengt je het dichtst bij je zelf. Het is eigenlijk je zelf. De
macht van het oorspronkelijke is voelbaar. (Hij
ontstaat uit een meer in de aarde en stroomt naar een meer op de aarde).
Alles is oorzaak en gevolg. De beek is geen oorzaak en gevolg en dat je
zelf de beek bent brengt een grootse emotie van het heimwee naar het eigenlijke
leven in je teweeg.
Het
Zelf is het wezen, het universele zelf. Het herkent zichzelf en voelt
zich ook verwant met het grootse van de natuur, daar waar dit grootse vanuit
mysterieuze gronden in beweging is. De beek is een grote herkenning door zijn
bewegen. Zelfs snel stromend bewegen, anders zou het nog niet die indruk maken.
De zee trekt de mens alleen maar door zijn golven. De oorzaak van de
golven is niet te achterhalen en boeit de mens doordat hij ook de oorzaak van
zijn wezen niet kan achterhalen. Het is een samenvallen van grootmachten.
Het water waar de mens zelf grotendeels uit bestaat vindt rust in het
zien van het water van de wereld zelf dat in haastig stromen en in golven toont
dat dit eeuwig zo zal doorgaan. De rust is dat het wezen de onsterfelijkheid
ziet.
Doordat de angst voor stilstaan de essentie is van de levenskracht en ook
de oerprikkeling is die het hart zijn volgende slag weer geeft, daaruit ontstaat
het zich gelijkwaardig voelen aan het eeuwige bewegen der golven en het eeuwige
haastig stromen der beek en er ontstaat een glimlach omdat men voelt dat zijn
diepste momenten van geloof en religie toch waar zijn.
Het eeuwige bewegen in de oerwouden is dat de maan naarmate hij naar zijn
volheid gaat de bomen tot aan de kruinen toe vol vocht maakt in hetzelfde ritme
als bij deze maanstand de zee op zijn hoogst staat met springvloed en dit is het
bewegen in het oerwoud maar evengoed het bewegen in de spirituele mens, die dit
herkent in zijn mate van creatief vermogen tot begrip van de oerregels van het
universum en teken voor hem dat hij betrokken is in het universele bestaan. En
dat zijn leven alleen maar tot werkelijke zin komt als hij zijn wezen of zijn
universele zelf in bewustzijn kan verenigen met het proces wat in hem gaande is.
Hij is dan de golven en hij is dan de beek en zijn hart is vol blijheid dat hij
op zijn naasten uitstraalt.
(Als men zijn boot op het strand zet met springvloed, moet men een maand
wachten voor hij er weer af kan. Primitieve vissers maken er gebruik van om een
maand aan hun schip te werken).
(Tegenspraak vindt zijn oorzaak in de verkalking die tot intellect geleid
heeft en de eigenlijke intelligentie zijn spirituele waarde ontnomen heeft).
|
© LiSe Heyboer 1999-2008 HOME |